- nest
- {{nest}}{{/term}}1 [met betrekking tot vogels] nest ⇒ 〈roofvogel ook〉 eyrie2 [met betrekking tot andere dieren] nest ⇒ 〈hol〉 den, hole3 [worp] litter ⇒ nest, brood 〈voornamelijk vogels, insecten〉4 [verwaand meisje] chit (of a girl) ⇒ (little) madam5 [ingewikkelde zaak] jam ⇒ spot, fix6 [bed] 〈zie voorbeelden 6〉7 [in elkaar passende voorwerpen] nest♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 dat kind komt uit een goed nest • that child comes from a good family〈figuurlijk〉 zijn (eigen) nest bevuilen • (be)foul one's own nest〈figuurlijk〉 een nestje bouwen • build oneself a nest, settle downnesten uithalen • go bird-nesting3 een nest honden • a litter of pupseen nest kuikens • a brood of chicks4 een brutaal/verwaand nest • a cheeky/stuck-up little madam5 in de nesten zitten • be in a fixzich in de nesten werken • get into a fix6 hij dook met iedereen het nest in • he slept around a lotkom je nest uit! • get yourself out of bed!ik ga naar mijn nest • I'm going to turn in7 een nest schaaltjes/dozen • a nest of bowls/boxes
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.